Het St. Elisabeth Hospitaal was het eerste algemene ziekenhuis op Curaçao. Het was opgericht op 3 december 1855. Daarvóór waren er aparte zorgvoorzieningen voor aparte groepen mensen.

Voor mensen die tot slaaf gemaakt waren, werd in de 17de eeuw een ruimte in het Waterfort bij Fort Amsterdam ingericht als hospitaal met apotheek. Dit had te maken met de economische waarde van de slaven. Gezonde slaven waren geld waard. De West Indische Compagnie had hoogopgeleide ‘medicinae doctores’ in dienst als slavendokters. Zij keurden nieuw aangevoerde slaven en gaven die als het nodig was een medische behandeling. Op de plantages werden zieke slaven verzorgd met de natuurlijke middelen die er waren.

Voor soldaten en burgers waren er chirurgijns en barbiers. In 1807, toen Curaçao onder Engels bestuur viel, werd er een militair hospitaal ingericht ter hoogte van Werf de Wilde. Later werden militairen ook verpleegd in woonhuizen die als noodhospitalen dienden. Vlak voor de komst van het St. Elisabeth Hospitaal, werd in 1853 op Mundu Nobo een militair ziekenhuis gebouwd. Dat is het pand waar het Curaçaosch Museum sinds 1948 in gevestigd is. Ook kwam daar een quarantainegebouw voor militairen en schepelingen die aan de gele koorts leden.

Voor de burgerbevolking bestond er vóór de komst van het St. Elisabeth Hospitaal geen structurele ziekenzorg en geen ziekenhuis. Zieken werden thuis verzorgd.
Eind 17de eeuw liet de Sefardisch Joodse Gemeenschap zelf artsen overkomen voor hun armen en zieken. Begin 18de eeuw begonnen sommige artsen zich vrij op het eiland te vestigen. Het koloniale bestuur had in 1838 een Geneeskundige Commissie ingesteld die diploma’s van geneesheren controleerde en de verkoop regelde van geneesmiddelen. Deze ‘geheimmiddelen’ werken geleidelijk aan door fabrikanten op de markt gebracht.

Voor gewezen slaven die niet meer op de zorg van hun voormalige meester konden rekenen, richtte de Rooms Katholieke kerk een armenfonds op. In 1854 kwam daar de R.K. Begrafenissociëteit Christelijke Weldadigheid bij, die voor een menswaardige begrafenis voor de armen zorgde. Het was een initiatief van kapelaan Van Roermund van de St. Anna kerk, die spoedig door zijn collega kapelaan Kieckens als voorzitter werd opgevolgd. Deze begrafenissociëteit mag gezien worden als voorloper van het latere St. Elisabeth Hospitaal.

Uitleg:
Medicinae doctores: Artsen die aan de universiteit waren afgestudeerd.
Chirurgijn: Heelmeester in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd, die uitwendige kwalen, wonden en botbreuken behandelde, meestal in de scheepvaart.
Barbier: Behalve baarden scheren en snorren knippen, hielden barbiers in de middeleeuwen zich ook bezig met kiezen trekken, aderlatingen, purgaties, e.d.
Armenfonds: Rooms Katholieke Maatschappij van Weldadigheid, opgericht in 1830.

Bronnen:
Fons Rutten, Even slikken. Vier eeuwen genezers en geneesmiddelen op Curaçao
N.C. Römer-Kenepa, St. Elisabeth Hospitaal 1855 – 2005
Encyclopedie van de Nederlandse Antillen
Dhr. Carel de Haseth