Pater Euwensweg, waaraan het nieuwe gasthuis lag, was in die tijd een binnenwater. Dat water was van de zee gescheiden door een lange strook rif. Op dat rif, aan de overkant van het nieuwe gasthuis, stond een isoleer-inrichting van de overheid voor geesteszieken en melaatsen. Gouverneur Van Lansberge was diep geschokt door de mensonterende situatie waarin deze zieken leefden. Al in 1855 vroeg hij de directie van het gasthuis om het beheer te voeren over de inrichting en de zieken te laten verzorgen door de religieuze zusters. Vanaf het nieuwe gasthuis op Cashaca konden de zusters met een bootje redelijk snel bij de inrichting komen.

De religieuze zusters hadden echter geen psychiatrische ervaring. Pas begin 20ste eeuw kwam zuster Ignacia uit Breda om het team met haar kennis te versterken. De geesteszieken woonden intussen in een beter gesticht in ‘Monte Cristo’. Toch trof zuster Ignacia daar een trieste situatie aan: ‘De onrustige patiënten zaten, alsof het een dierentuin was, in hokken met tralies ervoor. Eten kregen zij door de tralies toegestopt’.

Onder leiding van psychiater Van Lienden, verrees in 1936 het nieuwe, moderne psychiatrische instituut ‘Rustoord’ in Groot Kwartier. Daar bleven de zusters tot 1967, toen er nog maar weinig kloosterlingen beschikbaar waren en het contract met de congregatie werd opgezegd. De zorg voor melaatsen was al eerder afgebouwd, dankzij een doorbraak in de medische behandeling rond medio 20ste eeuw.

Toen de pokkenepidemie in 1862 uitbrak, werd het bestuur van het gasthuis weer door de overheid benaderd. Patiënten die aan deze zeer besmettelijke, dodelijke ziekte leden, werden ondergebracht in het huis ‘Cher Asyle’ in Pietermaai. Zes maanden lang hebben de religieuze zusters die patiënten verpleegd. Die hele periode zijn ze geen een keer buiten de deur geweest. De epidemie doofde uit nadat bij wet bepaald werd dat artsen, vergezeld van ‘wijkmeesters’, huis aan huis mochten gaan om degenen die niet gevaccineerd waren, alsnog te vaccineren.

Ook toen de levensgevaarlijke tuberculose begin 20ste eeuw over het eiland raasde, waren veel leken niet bereid om patiënten te verplegen die aan zo’n besmettelijke ziekte leden. Daarom werd voor die patiënten het Theresia Paviljoen op het terrein van het ziekenhuis gebouwd. De afdeling moest in 1944 tijdelijk sluiten omdat de zusters het werk niet meer aankonden, maar werd in 1948 weer geopend. Weer waren het de zusters Franciscanessen die – naast algemene patiënten – ook zieken verzorgden die door de samenleving op verre afstand of achter hoge muren waren gezet.

Isoleer-inrichting: De patiënten woonden in twee gescheiden groepen, de geesteszieken in het ‘Dolhuys’, de melaatsen in het ‘Lazarushuis’.

Zuster Ignacia: Zuster Ignacia heeft 35 jaar lang de leiding gehad over de verpleging van vrouwelijke geesteszieken.

Monte Cristo: Een locatie aan de landzijde van het Rifwater.

Een trieste situatie: Citaat uit ‘Rust, Onrust, Halfrust’, Gedenkboek 50 jaar Rustoord en Dr. D.R. Caprileskliniek.

Cher Asyle: Cher Asyle stond ver van andere huizen af. Dat was belangrijk om besmettingen te voorkomen. Toen daar geen plaats meer was, werd ook het huis ‘Klein Santa Barbara’ in Pietermaai in gebruik genomen.

Bij wet: Publicatieblad 15 oktober 1862.

Theresia Paviljoen: Afdeling voor de verpleging van tuberculosepatiënten.