Het ziekenhuiswezen op Curaçao is gebouwd op de schouders van Brabantse religieuze zusters Franciscanessen van de congregatie Alles voor Allen. In totaal hebben 241 zusters van deze congregatie hun leven aan het Sint Elisabeth Hospitaal gewijd. De meesten kwamen op jonge leeftijd, waar ze uit het niets en op eigen kracht, vorm en inhoud gaven aan de ziekenzorg.

Direct na aankomst draaiden ze mee in overvolle werkschema’s. Ze verpleegden de zieken, plantten hun eigen groenten en fruit, hielden varkens voor het vlees, slachtten de dieren, bereidden het eten, brachten de maaltijden rond en haalden water uit de putten om te koken, patiënten te verschonen en vloeren te schrobben. Ook de administratie deden ze zelf. In het begin kregen ze voor het zware til- en sjouwwerk hulp van een manusje van alles.

Driekwart eeuw na de oprichting van het hospitaal waren de religieuze zusters nog steeds ‘onmenselijk zwaar belast’. Dat schreef Pater Euwens op 15 maart 1924 in een boze brief aan de congregatie in Breda. Hij smeekte om meer zusters naar Curaçao te sturen, ‘omdat ik het onbarmhartig en God geklaagd vind, dat zij zich zo moeten afbeulen’.

Werkdagen van vijf uur in de ochtend tot acht uur ’s avonds waren de norm voor de religieuze zusters. Zolang ze het werk fysiek aankonden, werkten ze tot op hoge leeftijd door, zonder salaris of pensioen. Pas in 1960 kregen ze een vakantieregeling zodat ze hun familie in Nederland om de tien jaar – en later om de 6, 4 en 3 jaar, konden opzoeken. Tegen die tijd waren sommige ouders en andere familieleden echter al dood. En pas in 1971 kregen de religieuze zusters voor het eerst een salaris- en pensioenregeling, net zoals de andere werknemers. Het personeel bestond toen inmiddels grotendeels uit leken.

Het vertrek van de jonge zusters naar Curaçao, betekende de eerste honderd jaar dus een afscheid voor het leven. De meesten hadden niet meer van de wereld gezien dan het dorp waar ze geboren waren. In hun verlangen God te dienen, legden zij zich onvoorwaardelijk bij de religieuze opdracht neer om in een ver en onbekend land aan een bovenmenselijke taak te beginnen. In Watapana, het personeelsblad van het hospitaal, verwoorde zr. Adeltrudis het in oktober 1984 met deze woorden:

‘Mijn vertrek naar Curaçao, een hele stap was dat in die tijd. Je wist niet beter of het was voor het leven. Ik kan het nog voor me zien, toen die boot afmeerde en de Nederlandse kust steeds kleiner werd. Zelfs de meeuwen die een tijdje waren meegevlogen, keerden na verloop van tijd terug. Wat je dan voelt ….. je blijft uiteindelijk toch maar een mens.’

Uitleg:
Pater Euwens: De vierde directeur / rector van het hospitaal; als rector ook belast met de pastorale zorg van de patiënten.
Boze brief: Pater Euwens verklaart zijn boosheid: ‘Vergeef me en schrijft het toe aan oprecht medelijden met onze zusters, die zich opofferen uit gehoorzaamheid, maar wier gezondheid benadeeld, wier krachten gesloopt, wier leven verkort wordt en in voortdurend gevaar verkeert door het veel te zware werk.’
Leken: Werknemers die niet aan een klooster verbonden zijn.
Watapana: Personeelsblad van het St. Elisabeth Hospitaal.

Bronnen:
bhic Brabants Historisch Informatie Centrum. De Franciscanessen Alles voor Allen.
N.C. Römer-Kenepa, St. Elisabeth Hospitaal 1855 – 2005
Bernadette Heiligers, Alles voor Allen